Soetan Casajangan (De Telegraf, 3-6-1907) |
Radjioun
gelar Soetan Casajangan lahir di Batunadua, Padang SidimpoeAn adalah orang
Tapanoeli kedua yang studi di negeri Belanda.
Soetan Casajangan berangkat dari Batavia dengan kapal s.s. Prinses Juliana
tanggal 05-07-1905 dan berlabuh di Amsterdam tanggal 30-07-1905. Pers Belanda intensif
mengikuti setiap langkah Soetan Casajangan. Ada apa?. Bahkan pada masa-masa
permulaan pendidikan, pemberitaan Soetan Casajangan sudah disiarkan secara
luas. Di kalangan akademik dan para pakar etik Belanda, Soetan Casajangan
mendapat pujian dan dianggap sebagai seorang pelopor pribumi di negeri Belanda
(Een Inlandsche pionier in Nederland)
. Dua artikel mengenai Soetan Casajangan ditampilkan di bawah ini. (1)
Wawancara koran De Telegraf (Amsterdam) yang diterbitkan pada tanggal 3 Juni
1907 dengan judul:’ R. Soetan Casajangan Soripada’ [Artikel ini juga
dipublikasikan ulang oleh koran Bataviaasch nieuwsblad (Batavia) pada tanggal 2
Juli 1907]. (2) Tinjauan akademik yang dimuat di jurnal Weekblad voor Indië, tevens damesweekblad voor Indie yang
berjudul: ‘Een Inlandsche pionier in Nederland‘ yang diterbitkan pada tanggal
11 Mei 1913.
R. SOETAN
CASAJANGAN SORIPADA
—
Vla une idéé!.... 'n Plannetje!.... Wat zou je d'r van zeggen, als ik es 'n
retour nam naar de.... Bataklanden !
—
Narr de 8a...ba..., wat?...
...„de
Batak landen...., Mnd, je aardrijkskunde! ....'t volk fascineert me...; ik zou
willen stadeeren..., reizen..., oh!, óv°ral..., naar Manukari, Warekori...., wo
man alles Leid vergisst.... woder glückliche Maori seino
Schwiegermutter frisstü...
Stel,
mevrouw, dat uw echtgenoot op 'n morgea de vredige kadetjes en theeketel
harmonie uwer ontbijtstemming verstoorde door 'n ontboezeming als bovenstaande.
Nietwaar,
ik hoor u met bezorgden tact inforrneeren naar zijn welstand, en zie u reeds
grijpen naar de azijnflesch. . .?
Doch
denk eens, dat het uwen nimmer zoo vèrgewenschten gemaal ernst bleek te zijn
met z'n p1an....!
Dan
hebt ge de emotie van de vrouw en de familieleden van bovengemelden Batakker,
toen hij naar Holland wilde trekken.
Neen
lezer, 'n Indische prins is 't niet— zooals ge dacht bij 't lezen van z'n
langen naam, maar iets beters: n.l. 'n man om met spontaan respect je hoed voor
af te nemen! —Want een week geleden slaagde diezelfde bewoner der bataksche
binnenlanden te Haarlem voor de acte van nederlandsch onderwijzer, en dat, na
slechts drie jaar in ons kikkerland te hebben doorgebracht!
Turend
naar de draaiende molens voorden schellen ochtendheniel.de grazige weiden en de
eerzame Haarlemmer Trekvaart, had uw onderdanige dienaar zich verkwikt met de
herinneringen aan da paragrafen in z'n aardrijkskundeboek, welke den Batakkers
waren gewijd ....Véél stammen....véél gevecht. Je hart ging open! Je zag ze, de
bronzen mannen, met de zwarte versierde en gevijlde tanden, en de kleurige
hoofddoeken; lenig als katten tusschen de harde, dichte struiken!.... de lange
lansen in de hand. Lichte werpspiesen suisden door de lucht. Messen, sabels,
zonderlinge wapens, glinsterden in de zon... 'n Krijgsgevangene werd slaaf, of
in een vol-au-vent z'n overwinnaar als souper geserveerd.
Buffels
met breede neuzen snoven langs den grond. In 't diepst van 't woud speelde 'n
eenzame jager kiekeboe om 'n boom met 'n koningstijger: z'n oogen waren als
gloeiende kolen en z'n pooten omklemden den stam, dat de sohors scheurde!
Bij
de houten, op palen gebouwde huizen, werkten de vrouwen, bereidden de rijst, en
zaten de mannen na „dagtaak" elkaar raadsels op te geven, of dansten zij
op de muziek van bekkens, klarinet, guitaar en gebarsten gong..., wanneer ze
voor 't moment geen lust tot voetbal badden, en bezichtigden een pas verkregen
griezeligen talisman, waartoe de een of andere vijand 't zijne had moeten
bijdragen.
Doch
..o, tempora, o mores! de tijd, de beschaving, de christelijke godsdienst,
hebben véél veranderd..., hebben gemaakt, dat toen ik achter 't blauw en witte
dienstmeisje 't propere haarlemsche huisje binnentrad..., ik stond... tegenover
ncorrect, donker getint heer in colbert kostuum, die mij precies zoo welwillend
'n stoel wees, als de beschaafdste onder de beschaafden der Bataven 't zou
gedaan hebben. En aan 't Hollandsen van dezen Batakker, zou menig Amsterdammer
een lesje kunnen nemen!
Rustig
tegenover mij zittend, vertelde de heer Soetan, hoe hij er toe gekomen was, om
zich in het moederland zelt te gaan .toeleggen op de nederlandsche taal.
Indertijd behaalde hij onder de uitstekende leiding van den heer Ophuyseu,
thans hoogleeraar te Leiden, de acte voor inlandsen onderwijzer, en werd hij
als zoodanig in zijn geboortestreek — Batoe Na Doea — geplaatst. De kinderen
werkten kwiek onder zijn leiding, en twaalf ervan' slaagden bij hun overgangs
examen voor de holland sche school!
„Ziet
u" vertelde de heer Soetan, „ik wist de eerste beginselen van 't
Nederlandsen wel, maar ik had zoo van die woorden, die me 'n raadsel bleven, 't
Woord «waren" tegelijkertijd de verleden tijd van «zijn" is. En ik
zei' op 'u keer tegen mijn broer, ik moest toch eens.' naar Nederland zien te
komen... dan zou men" meteen merken, hoe groot 't verlangen van den
inlander is, om zich te ontwikkelen..."
„Ben
je zestig?" vroeg hij. „En werkelijk, we hebben er over getwist...,
maanden lang, voor ik er toe kwam om mijn plan door te zetten."
Wat
dit laatste hem moet gekost hebben, is na te gaan, wanneer men bedenkt, dat 't
'n groote zeldzaamneid is, als 'n Batakker zijn geboortegrond verlaat, en hij
alle leden van zijn familiestam moest bewerken, vóór hij zijn idee uitvoeren
kon.
Drie
jaar geleden nam de dertigjarige man afscheid van vrouw en kinderen, werkte
eerst een jaar in Amsterdam, en toen twee jaar aan de Rijkskweekschool te
Haarlem. Hij wilde hier o.a. 't pad effenen voor zijn oudete zoontje..
„Of
't niet vreemd was... in Holland?"
„Natuurlijk
verschrikkelijk; en 's winters zóó koud. Met 't eten ging 't nogal... mijn
vader,die hoofd van 'n stam was, kwam vroeger al veel in aanraking met
Europeanen...; aardappelen had ik al eens geproefd!"
„En hoo 't met mijn gezin is? Denk eens, vlak
voor mijn examen wist ik nog niets van hen. Toen werd ik..., hoe heet 't
00k..., zenuwachtig. Maar daar kwam 'n bericht! Zij maakten het best. En kalm
als ik toen was... kalm!"
Met
zijn lenige handen rustige gebaren makend, zat hij aan de' tafel tegenover mij.
Z'n ronde, bruin-maleische kop, met 't korte, zwarte haar, krachtig boven den
witten boord. Achter de gla zen van den gouden lorgnet z'n kleine, pientere
oogen. Het dunne snorretje boven den breeden mond, met de iets
vooruitspringende dikke onderlip.
Zijn
plannen voor de toekomst?Wel, ontwikke-3ing en nog eens ontwikkeling voor den
inlander, zoodra hij weer in Indië zou zijn. Zijn vader reeds had veel voor de
beschaving van Batoe Na Doea gedaan, steeds aangedrongen op het stichten van
scholen.
Ik
moest photo's zien.
't
Portret van zijn huis. Ja, dat is gemoderniseerd, 't staat niet op palen,
zooals de andere huizen en 't heeft 'n dak van pannen! Hooge klapperboomen,
staan rondom op 't erf en die vlaggesiok daar is voor de nederlandsche vlag! —
Hier is 'n photo van m'n broer, gedeeltelijk in westersche kleeding, zooals u
ziet en hij draagt ook 'n das!! *n Mohammedaansche iulander mag dat niet.
Dat
aardige, bataksche bakerkind op z'n knie is zijn zoontje.
Dit
is het grafmonument van mijn vader. Alleen, de hoofden van stammen worden aldus
begraven....
Ik
vroeg of zijn lange naam ook eenige bijzondere beteekenis had. „
Soetan
is mijn familienaam", vertelde hij, „en Soripada de naam van mijn
grootvader, want bij ons heet een jongen naar dezen en niet naar zijn vader. En
„Casajangan" ?Ja, dat zal n misschien gek vinden?
Casajangan
wil zeggen „liefde" en wij waren met drie broers, en mijn vader gaf mij
dien bijnaam, omdat —z'n breede mond kreeg 'n milden glimlach, — „hij zooveel
van mij hie1d......"
De
bleeke broeder met 't schelvisch-oog nam afscheid van zijn bruinen broeder met
den ijzeren wil, wenschte hem verder succes bij zijn plannen. En terwijl
eerstgenoemde zijn dessa opzocht, philosopheerde hij nog alleronsamenhangendst
na. over de werkkracht, den moed en de volharding van dezen sumatraanschen
inlander.
Bij
de oude Batakkers heerschte het geloof, dat de ziel op het hoofd huisde, 'n
Bewijs voor hun vereering van het intellect. Misschien leeft iets van 't
vroegere bijgeloof weer op, wanneer de heer Soetan „mit Preis gekrönt" in
zijn geliefd Batoe- Na-Doea teiugkeert! (Tel.)
Een Inlandsche
pionier in Nederland
Onder
de in Nederland studeerende Inlanders heeft zeker niemand zooveel van zich
laten hooren en van zich horen spreken als Maharadja Soetan Casajangan
Saripada, in de wandeling genaamd : Raden Soetan Casajangan.
Deze
man heet getoond een echt pionier der beschaving van 'Ajn volk te zijn en heeft
zijn verblijf in Nederland niet alleen benut om zich door studie verder te
bekwamen, doel ook om pogingen in het werk te stellen om zijne studie, en die
van v ele anderen na hem, aan zijn geboorteland dienstbaar Ie maken.
Soelan
werd in het jaar 1876 te Batoe Nadoewa in He afdeeling Tapanoeli geboren. Zijn
grootvader was de bekende "ertoewan Saripada, die de hulp van ons
gouvernement inriep, toen de Batakkers in oorlog waren met de Padries en die
toen hulp verkreeg van uit Natal, welke hulpverleening het begin was van de
vestiging van ons rechtstreekse! gezag in de Bataklanden.
De
vader van Soetan, was het eenige hoofd in de Bataklanden van dien tijd, dat op
eenige ontwikkeling mocht bogen e n dat door omgang met Europeanen veel had
geleerd. Hoewel hij nimmer eene school had bezocht, zoo sprak hii toch de
Nederlandsche en de Maleische talen.
Hij
is ons gouvernement van veel dienst geweest bij de vestiging van het
rechtstreeksche bestuuren bij de afschaffing van de slavernij in 1863. Bij deze
laatste stond hij er voor in, dat geene onlusten in zijne districten daarvan
het gevolg zouden zijn. Verder was hij behulpzaam in het dempen van opstootjes
in Padang Lawas, bij welke gelegenheid hij twee despotische hoofden gevangen
nam.
Het
zat de Soetans dus reeds lang in het bloed zich tot ons gouvernement
aangetrokken te gevoelen en zij begrepen tereclif, dal door samenwerking met de
Nederlanders ook hulp van de Nederlanders zoude worden verkregen, welke hulp
zij dienstbaar konden maken aan de ontwikkeling van hun land.
De
jonge Soelan bezocht tot zijn dertiende jaar een gewone school voor inlanders
en werd toen aan de kweekschool voor Inlandsehe onderwijzers Ie Padang
Sidempoean geplaatst.
Reeds
op 17-jarigeo leeftijd zien wij hem als inlandsch onderwijzer in de Rataklanden
terugkomen, waar hij onvermoeid werkzaam bleef in het belang van de ontwikkeling
van zijn volk
'Zeven
jaar geleden, dus op 30-jarigen leeftijd, vertrok hij naar Nederland waartoe
het denkbeeld hem werd ingegeven door de lezing van het boek Soedarsa, van
Raden Mas I&mangoen, den toenmaligen inspecteur voor het Inlandsch
Onderwijs. Te voren had hij zich door privaatlessen voldoende in de
Nederlandsche taal bekwaamd.
Na
eene studie van anderhalf jaar aan de kweekschool voor onderwijzers te Haarlem
behaalde hij de lagere acte, waarna hij te Leiden de colleges voor Indisch
Ainblenaar bijwoonde. Toen hem echter bleek, dat zijn toekomstige werkkring
niet bij het B. B. lag, veranderde hij van richting en studeerde hij in 1912 af
voor de hoofdacte.
Intusschen
was hij werkzaam bij de handelsscholen te Rotterdam en Haarlem als leeraar in
de Maleische taal.
Van
at zijne komst in Nederland zien wij hem onvermoeid werkzaam om pogingen aan te
wenden zijn volk van dienst te zijn. Daartoe wist hij in de eerste plaats
gedaan te krijgen van het Algemeen Nederlacdsch Verbond te Rotterdam, dat
gratis boeken werden gezonden naarde Hataklanden voor onderricht in de
Nederlandsche taal, welke boeken daar in zeer goede aarde zijn gevallen. Van
uit zijn geboorteland kreeg hij daarvoor tal van dankbetuigingen.
In
1808 richtte hij te Leiden de „Indische Vereeniging'' op, met het doel om Indië
vooruit te brengen. Deze vereeniging telt thans ?6 leden, allen Inlanders en 40
donateurs, allen Nederlanders, doch heeft zich niet boven het peil van
gezellige samenkomst en onderlinge aaneensluiting weten te verheffen.
Van
af 1908 wendde hij pogingen aan om door rentelooze voorschotten aan ambitieuse
en kundige inlanders, dezen in de gelegenheid te stellen in Nederland eene
opvoeding te krijgen. Daartoe hield hij eene voordracht in „Moederland en
Koloniën" en vervoegde hij zich om geldelijken steun bij den minister van
koloniën.
In
zijne voordracht becijferde hij een kapitaal noodig te hebben van rond één ton,
waarvoor dan ieder jaar 7 Inlanders konden worden uilgezonden. Dat kapitaal
werd aan de ééne zijde aangesproken voor de kosten van opleiding, doch zou aan
de andere zijde weer aangroeien, door terugstorting daarvan door de geslaagden,
in inaandelijksche payementen van f 25. Waarlijk, een practisch idee, dat
alleen storting van een stamkapitaal vordert.
Ie
tijd scheen toen eveuwel nog niet gunstig voor zijne plannen, welke hij
intusschen niet opgaf, tot deze ten laatste de/.er dagen tot uiting kwamen, in
het bekende manifest in de Nederlandsche en Indische binden, hetwelk door de
veranderde tijdsomstandigheden ditmaal wel in goede aardeis gevallen.
Hij
acht bepaald eene opleiding in Nederland noodig om de Nederlandsche taal Ie
leeren en om den aanslaanden onderwijzer een ruimeren blik te schenken, en hem
te verheffen boven de altijd iets nederdrukkende Indische omgeving. Ook dient
een Inlander, voor de vorming van zijn karakter het heerschzuchtige af te
leggen, dat de meerdere in Indië altijd tegenover den mindere heeft en dat men
in Nederland, waar men maar een kleintje onder de kleinen is, heel spoedig
kwijt raakt.
Waarlijk,
deze bruine broeder toont meer kijk op menschen en toestanden te hebben dan de
ijveraars in Indië voor inrichtingen van onderwijs, tot zells de hoogste toe in
een land, dat wegens het peil van beschaving van zijne bewoners daartoe in geen
kwart eeuw nog geschikt is. Hij acht daarom ook de opheffing van de afdeeling B
van het Gymnasium een verstandige maatregel.
***
Soetan
is steeds in verbinding gebleven met zijne landgenooten, die geheel van zijn
streven zijn doordrongen en die van hem leiding en vorming verwachten. Zij
noemen hem nu reeds de „locomotief", waarachter zij maar hebben aan te
haken om in het spoor der vooruitgang te worden geleid.
In
Juli e.k. vertrekt hij naar Indië, waar hij denkt werkzaam te worden gesteld
als Adviseur voor Bataksche aangelegenheden, in welke functie hij zeker the
right man in the right place zal zijn, daar hij zich op alles heeft toegelegd,
wat tot wetenschappelijke en economische opheffing van zijn volk kan dienen.
Hij is met Raden Kariiil, de tegenwoordige inspecteur voor het Inlandsch
Onderwijs, de eenige inlander die in het bezit is van eene hoofdacte.
Hij
mag de voldoening smaken, dat zijn streven in zijn geboorteland zeer wordt
gewaardeerd, en dat men daar de vooroordeelen eu tegenstribbelingen van sommige
reactionnaire hoofden heeft weten te overwinnen. Tal van Batakkers staan reeds
klaar zijn voorbeeld te volgen, zoodra hun daartoe de middelen worden
geschonken.
Voor
zijn streven tot oprichting van het Eeuwia Instituut viel hem dezer dagen in de
Vereeniging «Oost en West" eene verrassende en welverdiende hulde ten
deel, daar hem namens die vereeniging een bloemstuk werd aangeboden, waaraan in
de kleuren der Nederlandsche vlag linten prijkten, met de volgende opschriften:
Hulde denkbeeld
M. 11. R. Soetan Casajangan
Voor stichting
Eeuwig Ins'ituut,
Voor de eenheid
en vooruitgang.
Zichtbaar
onder den indruk van deze verrassing, dankte hij daarvoor en deelde hij mede
aangenaam te zijn verrast door zeer waardeerende blijken van instemming met
zijn streden ontvangen van H. M. de Koningin-Moeder, Z. K. H. den Prins der
Nederlanden en den Oud-Gouverueur-Generaal van Heutsz, lerwijl hem reeds
beduidende geldelijke steun was toegezegd.
Op
onze photo zien wij Soetan in zijn werkkamer zillen aan zijn schrijftafel
Tegenover hem hangt het fraaie bloemstuk aan den muur, dat hij den vorigen dag ontving.
Hopen
wij dat Nederland en Indië de pogingen van dezen ijvengen propagandist /uilen
weten te waardeeren door eendrachlig samen te werken tot de stichting van het
Eeuwig Instituut.
Deze
naam is nog niet volledig en tusschen de beide laatste woorden komt later nog
een andere naam, doch dit blij eene verrassing, die wij nog niet mogen
mededeelen.
Den
Haag, 35 Maart 1913. W. J. Giel.
Tidak ada komentar:
Posting Komentar